🗂 Intergewestelijke arbeidsmobiliteit in België blijft een uitdaging. De oplossing is nochtans bekend. Maar blijkbaar is niet iedereen in de Senaat al mee. De Senaat besprak vandaag een voorstel van de MR om een studie (een ‘informatieverslag’ heet dat daar) te doen naar een betere intergewestelijke arbeidsmobiliteit in ons land.
Mijn fractie onthield zich. Uiteraard zijn we voor meer dergelijke arbeidsbewegingen - in casu vooral van Wallonië naar Vlaanderen - maar we vinden dit soort extra onderzoek gewoon onnodig. We hebben ook al voldoende data over deze uitdagingen.
De uitdagingen zijn al jarenlang gekend maar de oplossingen zijn dat in deze ook. Toch blijft het beleid vaak hangen in analyses en rapporten, terwijl de nood aan concrete actie steeds urgenter wordt. De vergrijzing en de toenemende krapte op de arbeidsmarkt, vooral in Vlaanderen, vragen om doortastende maatregelen die verder gaan dan het zoveelste informatieverslag.
Wat is de oplossing? Met andere woorden: hoe gaan we ervoor zorgen dat werkzoekenden uit een ander gewest effectief gecontroleerd en gesanctioneerd kunnen worden indien ze onvoldoende werkbereidheid tonen? Eigenlijk is het vrij simpel: maak afspraken tussen de betrokken arbeidsbemiddelingsdiensten VDAB, Forem en Actiris dat a) de ene de overdracht van het dossier van de werkonwillige werkzoekenden doet naar de andere en dat b) die andere effectief zorgt voor opvolging én sanctionering.
We moeten een kat een kat durven noemen: in Vlaanderen is er een handhavingsbeleid uitgewerkt en werd niet langer dan vorige vrijdag geleden nog een heel nieuw, ambitieus en streng actieplan voor een aanklampend beleid voor werklozen goedgekeurd. Maar in Brussel en Wallonië is er op dat vlak nood aan een mindswitch en een kordaat handhavingsbeleid. Vanuit die twee gewesten zal erop gewezen worden dat er vaak meer werklozen geschorst worden dan in Vlaanderen. Dat klopt, maar de nuance is hier wel dat er in Vlaanderen een gelaagd sanctioneringssysteem is dat wel degelijk gebaseerd is op opvolging van werklozen, die meerdere kansen krijgen om hun gedrag bij te stellen en zo een definitieve schorsing te vermijden. In de andere gewesten gaat het eerder om een afwachtend beleid en zijn die schorsingen vooral gebaseerd op de langdurigheid van de werkloosheid, maar zeker niet op aanklampend beleid op het vlak van activering.
Dus: genoeg onderzocht en geanalyseerd. Het is tijd voor actie door de gewesten en dankzij duidelijke handhavingsmechanismen in de samenwerkingsakkoorden.